De deelnemer ziet: hoe lager de rente, hoe meer compensatie nodig
De almaar verder dalende rente legt een bom onder het draagvlak voor het Pensioenakkoord. De nieuwe opbouw wordt laag en grillig, maar ook de dekkingsgraad wordt laag en grillig. Een vergelijking tussen het verwachte pensioen op het jaarlijks pensioenoverzicht (UPO) in de oude regeling en het verwachte pensioen op het UPO in de nieuwe regeling laat een groter verlies zien naarmate de rente lager is. Dit maakt de introductie van de nieuwe regeling moeilijk. Deelnemers zullen de oorzaak van de pensioenversobering bij de overgang naar een nieuwe regeling leggen.
In het Pensioenakkoord wordt een ingrijpende stap gezet met het afschaffen van het doorsneesysteem. Maar afschaffing vermindert de toekomstige pensioenopbouw voor de werknemers die nu pensioen opbouwen. In het Pensioenakkoord is afgesproken om hiervoor te compenseren.
De inkt van het akkoord was echter nog niet droog of de rente daalde dramatisch. Wat betekent dit voor de compensatie? Tot nu toe is de volgende analyse te horen:
- Het slechte nieuws is dat de bronnen voor compensatie droog komen te staan. De compensatie moest betaald worden uit collectieve buffers of uit premieverhoging. Echter, met de dalende rente verdampen de buffers en is premieverhoging nodig om de pensioenopbouw op peil te houden.
- Het goede nieuws is dat de compensatie goedkoper wordt. Immers: stel dat er helemaal geen rente op ingelegde premie bestaat, dan is er geen verschil meer tussen pensioen inkopen op jonge leeftijd waarbij de premie lang kan renderen en pensioen inkopen op latere leeftijd waarbij de premie korter kan renderen. Hoe lager de rente, hoe kleiner het verschil.
Daar lijkt geen speld tussen te krijgen. Toch is het nog maar de vraag of de gewenste compensatie echt kleiner wordt. Vanuit het perspectief van een deelnemer wordt de gewenste en verwachte compensatie bij dalende rente juist groter. Want een deelnemer kijkt gewoon naar het verschil in verwacht pensioen tussen het laatste pensioenoverzicht dat hij kreeg vóór de transitie en het eerste overzicht na de transitie en wil voor dit verlies gecompenseerd worden. En wat ziet hij dan?
Voor een deelnemer is het uitgangspunt het huidige pensioenoverzicht bij de huidige regeling. Op het traditionele overzicht, nog zonder de navigatiemetafoor die er vanaf 2020 aan wordt toegevoegd, ziet de deelnemer het verwachte nominale pensioen op de pensioenleeftijd. Dit bedrag is het startpunt voor een deelnemer.
In de nieuwe regeling wordt het verwachte pensioen op het UPO op verschillende manieren lager. Voor het gemak gaat het onderstaande uit van de nieuwe regeling met annuïteiten.
Het verwachte pensioen wordt lager door de overstap van tijdsevenredige opbouw naar degressieve opbouw. Het lichtblauwe vlak illustreert het verlies voor de deelnemer.
Het verwachte pensioen wordt nog lager, omdat de ingelegde premie voortaan op basis van risicovrije marktrente wordt omgezet in annuïteiten. In de huidige regelingen bestaat de mogelijkheid van een “gedempt kostendekkende premie”, dat wil zeggen een premie gebaseerd op een prudent verwacht rendement. Voor dezelfde premie krijgt een deelnemer dus voortaan in de nieuwe regeling minder pensioen. Het verlies stijgt, zoals te zien is in het vergrote blauwe vlak.
Overigens wordt het verwachte pensioen ook grilliger als de ingelegde premie voortaan op basis van risicovrije marktrente wordt omgezet in annuïteiten. De marktrente is enorm volatiel, in tegenstelling tot de gedempte rekenrente bij de huidige pensioenopbouw. Die grilligheid is groter naarmate de deelnemer jonger is.
Door de rentedaling kan er met name op jongere leeftijd steeds minder pensioen worden ingekocht voor dezelfde premie. Het verwachte pensioen op de pensioenleeftijd op het UPO wordt nog minder. Het verlies stijgt verder met het in donkerder blauw opnieuw verder vergrote vlak.
Vanzelfsprekend zal er bij dalende rente - vooral: bij dalende verwachte rendementen - ook een druk ontstaan op de premie en opbouw in de huidige regeling. In een uitkeringsregeling zal een bestuur eerst proberen het evenwicht tussen premie en opbouw te herstellen door de premie te verhogen. Als daar geen ruimte meer voor is, omdat de premiedruk in de sector te hoog dreigt te worden, zal het opbouwpercentage in de regeling voor de toekomst omlaag gebracht worden. Als dat gebeurt, is het verlies dat in de overgang naar de nieuwe regeling wordt geleden weer minder.
Wat gebeurt er nu als we de navigatiemetafoor hierbij betrekken? Hierbij helpen ons de analyses die de Pensioenfederatie heeft gemaakt. Deze analyses zijn gemaakt vóór de sterke rentedaling van deze zomer. De navigatiemetafoor laat niet (alleen) het nominale verwachte pensioen zien, maar de koopkracht in een gunstig, mediaan en ongunstig scenario. Uit de analyses van de Pensioenfederatie blijkt dat de verwachte pensioenen door het afschaffen van het doorsneesysteem en tegelijkertijd los laten van de zekerheid (eerder indexeren) door invaren in de nieuwe regeling als volgt veranderen:
- De verwachte pensioenen in het nieuwe contract zijn hoger dan in het huidige contract, zelfs voor de 45-jarige deelnemers en zonder andere compensatiemaatregelen dan het invaren.
- De verwachte pensioenen bij goed weer zijn extreem hoog. Dat komt omdat het pensioenresultaat fiscaal niet meer is begrensd, noch de opbouw, noch de indexering.
- De verwachte pensioenen bij slecht weer zijn bij veel fondsen juist lager in het nieuwe contract. Bovendien blijkt dat compensatiemaatregelen in slecht-weer-scenario’s minder goed werken.
De deelnemer schrikt van alle informatie op het pensioenoverzicht. We weten uit de gedragseconomie dat mensen de kans op verlies zwaarder wegen dan de kans op voordeel. De deelnemer heeft in de nieuwe regeling eerst te maken gekregen met een renteafhankelijke, instabiele opbouw. Op zijn pensioenoverzicht ziet de deelnemer dus zijn verwachte nominale pensioen naar beneden gaan. Aan de hand van de navigatiemetafoor ziet hij dan ook nog dat het te verwachten pensioen, als het tegenzit, veel lager kan worden dan in de oude regeling. Ondanks eventuele compensatiemaatregelen.
De conclusie is, dat vanuit deelnemersperspectief bij dalende rente de gewenste compensatie alleen maar groter wordt. Veel groter.
Artikel delen of printen
klik op het icoon