Invaren: welke impact heeft dit op gepensioneerden?
Pensioenfondsen hebben veel geld in de pot. Hoe kan het dat ouderen dit nauwelijks terugzien in hun portemonnee?
Dat heeft twee oorzaken. De eerste zit in de pensioenverplichtingen. De waarde hiervan is sterk afhankelijk van de hoogte van de rente. Het afgelopen decennium is de rente fors gedaald. Ondanks dat de rente momenteel weer stijgt, zijn de rendementsverwachtingen voor de toekomst nog steeds sober. Daardoor moeten we relatief veel geld in kas houden om de pensioenen in de toekomst uit te kunnen keren en zo onze verplichtingen aan deelnemers na te komen.
Daarnaast moet een fonds in het huidige contract buffers opbouwen, gemeten door middel van de dekkingsgraad. Deze staat op 100% wanneer een fonds evenveel geld in kas heeft als dat het toekomstige verplichtingen heeft. Maar om een klein beetje indexatie toe te mogen kennen, heeft een pensioenfonds onder het huidige stelsel een dekkingsgraad van minimaal 110% nodig. Op dit moment mogen fondsen, onder voorwaarden en als zij voornemens zijn in te varen, indexeren vanaf 105%. Voor een volledige indexatie is zelfs 130% tot 140% nodig. Die voorzichtigheid moet ervoor zorgen dat de pensioenen zelden verlaagd worden, maar gaat ten koste van de indexaties nu.
Hoe verandert dat in het nieuwe stelsel? Gaat het voor koopkrachtigere pensioenen zorgen?
Dat is moeilijk om te zeggen. De hoogte van het pensioen hangt in het nieuwe stelsel meer dan nu af van behaalde beleggingsrendementen en de premie die men bereid is te betalen. Wel zal er in het nieuwe stelsel sneller geïndexeerd kunnen worden, omdat pensioenfondsen namelijk niet meer verplicht worden zulke grote buffers aan te houden.
In die zin is het nieuwe stelsel fundamenteel anders dan het huidige; sociale partners en kabinet hebben een afweging gemaakt tussen de kosten en baten van zekerheid en gekozen voor pensioenen die meer meebewegen met de economie. Het resultaat is dat er weliswaar sneller geïndexeerd zal kunnen worden, maar dat de pensioenen ook eerder omlaag kunnen gaan wanneer het niet goed gaat met de economie. Het is daarbij niet zo dat de pensioenuitkering van maand tot maand gaan veranderen met de schommeling van de beurs. PFZW gaat de uitkering een keer per jaar aanpassen. We hebben daarnaast nog de solidariteitsreserve om de uitkeringen van gepensioneerden op peil te houden. Mocht het toch tot een verlaging komen, mogen we de verlaging ook over meerdere jaren uitsmeren om de impact op het inkomen te beperken.
Zijn gepensioneerde deelnemers dan niet telkens de dupe van slechte tijden? Hun maandinkomen kan straks ineens omlaaggaan.
Het is natuurlijk belangrijk voor gepensioneerden dat het voorspelbaar blijft hoeveel pensioen zij krijgen. Gelukkig heeft het nieuwe stelsel een aantal instrumenten waarmee ervoor wordt gezorgd dat pensioenen niet al te volatiel worden. De solidariteitsreserve kan bijvoorbeeld gebruikt worden om slechte jaren te dempen. Verder is er risicodeling tussen generaties mogelijk, waarmee een slecht jaar over een grotere periode en meer deelnemers kan worden uitgesmeerd.
Moeten de werkende deelnemers dat dan voor de gepensioneerden betalen?
Het nieuwe stelsel geeft meer ruimte voor maatwerk, zodat er per generatie (of per leeftijdscohort) kan worden gekeken wat de risicohouding is en op welke manier er voor die generatie het beste de afweging tussen risico en rendement gemaakt kan worden. Als deelnemers rendement willen, hoort daar ook risico bij. En de mate waarin deelnemers risico kunnen lopen verschilt nogal. Voor gepensioneerden gaat het om het inkomen waar ze volgende maand weer hun hypotheek, huur en boodschappen van moeten betalen. Voor werkenden is dat heel anders, die hebben waarschijnlijk nog mogelijkheden om tegenvallers in het pensioenvermogen op te vangen. En toch kun je niet zeggen: ‘We gaan voor gepensioneerden 80% van het vermogen in aandelen beleggen en de jongere generaties moeten het opvangen als dat misgaat.’ De wetgever heeft hier in de nieuwe wet grenzen voor opgesteld, waardoor de mate waarin generaties beleggingsrisico’s met elkaar kunnen delen beperkter wordt.
In de aanloop naar het nieuwe stelsel zijn de regels om te indexeren versoepeld. Diverse fondsen hebben recent kunnen besluiten tot indexatie. Wanneer een pensioenfonds hier gebruik van maakt, spreekt het ook de intentie tot invaren uit. Zitten daar ook nadelen aan?
Als een fonds invaart, dan gaan de opgebouwde aanspraken van alle deelnemers in één keer over van de oude naar de nieuwe regeling. Daarmee blijft het collectief bij elkaar, waardoor risicodeling en solidariteit in het nieuwe stelsel optimaal benut kunnen worden. Ook voorkomen we hiermee dat er twee systemen naast elkaar moeten blijven bestaan, waarbij je twee toezichtkaders en twee administraties zou moeten handhaven, met hogere uitvoeringskosten als gevolg. Voor een fonds is een belangrijke afweging: gaan deelnemers erop vooruit en zijn de verschillen tussen leeftijdsgroepen evenwichtig? De berekeningen die voor PFZW gemaakt zijn, hebben geleid tot de voorlopige conclusie dat invaren inderdaad voor alle groepen deelnemers in de meeste scenario’s tot gunstigere pensioenen leidt. Ook op kortere termijn heeft invaren voordeel, omdat een fonds dat gaat invaren gebruik mag maken van versoepelde regels en dus eerder en meer kan indexeren in aanloop naar het nieuwe stelsel.
Hoe kan het dat iedereen erop vooruitgaat als er nog evenveel geld in de pot zit?
Het fonds moet ervoor zorgen dat er geen enkele groep deelnemers is die onevenredig nadeel ondervindt door voor alle leeftijden te kijken wat de impact van invaren is. Voor gepensioneerden gaat het om de hoogte en ontwikkeling van hun huidige uitkering, maar voor jongere werkenden wordt er verder de toekomst ingekeken.
Om deze doelstelling te bereiken heeft het pensioenfonds een aantal knoppen bij het invaren. De belangrijkste knop waar een fonds aan kan draaien, is de hoeveelheid geld die iedereen krijgt bij de start. Het geld kan worden verdeeld, bijvoorbeeld zodanig dat gepensioneerde deelnemers er niet per direct op achteruit gaan en voor anderen het perspectief goed blijft. Daarnaast kan er gekozen worden om geld in een reserve te stoppen. Pensioenfondsen zijn daarmee wat mij betreft goed in staat gesteld om tot een evenwichtige verdeling van het geld te komen en ervoor te zorgen dat alle huidige deelnemersgroepen er, ten opzichte van het bestaande pensioenstelsel, met invaren op vooruit gaan. Er is één groep die er naar verwachting niet op vooruit gaat. Dat is de groep van toekomstige deelnemers, aangezien er in het nieuwe stelsel geen grote buffer voor de toekomst meer wordt opgebouwd.
Hoe kan het dat er dan toch zo veel kritiek is op het nieuwe stelsel?
De nieuwe wetgeving staat nog niet vast en het is niet exact duidelijk wat de impact op de pensioenen gaat zijn. Het laatste is deels afhankelijk van de economische situatie. Dat zorgt voor onzekerheid en uit die onzekerheid komt een groot deel van de kritiek voort. Het is vooral van belang dat pensioenfondsen op een begrijpelijke manier uitleggen welke stappen zij zetten om te komen tot een nieuwe pensioenregeling en welke onzekerheden daarbij spelen. Daarbij kunnen deelnemers worden geïnformeerd over de impact van externe factoren zoals de economische omgeving. Als met duidelijkere communicatie het vertrouwen in het nieuwe stelsel toeneemt, denk ik dat er ook meer draagvlak voor ontstaat: dan gaan mensen zien dat hun financiële perspectief straks beter wordt.
Artikel delen of printen
klik op het icoon