• 22 mrt 2023
  • Blog
  • Pensioen
Nabestaandenpensioen

Nabestaandenpensioen

Analyses van het nieuwe pensioenstelsel gaan vaak over de ‘pensioenpot’, het persoonlijke pensioenvermogen van waaruit een deelnemer straks zijn ouderdomspensioen financiert. Heeft het nieuwe pensioenstelsel ook gevolgen voor het nabestaandenpensioen?
Geen Pasfoto 480X480 Pggm

Geert Bierlaagh

Beleidsmedewerker Pensioenen

Het pensioenfonds keert bij overlijden van de werknemer aan een achterblijvende partner een pensioen uit zolang deze leeft. En een tijdelijk pensioen aan een wees. Het nieuwe nabestaandenpensioen, zowel het partnerpensioen als het wezenpensioen, is echt inkomenvervangend. Overlijdt een werknemer vóór de pensioendatum, dan hebben zijn nabestaanden recht op een uitkering die is afgeleid van het laatstgenoten salaris, dat door het overlijden wegvalt.

Ook na pensionering bestaat recht op een nabestaandenpensioen. Door het overlijden van de pensioengerechtigde valt het ouderdomspensioen weg. De uitkering aan de nabestaanden is daarom gekoppeld aan de hoogte van het ouderdomspensioen.

Een deelnemer bouwt nu bij PFZW partnerpensioen op en een klein gedeelte is op risicobasis verzekerd. Hoe zit dat in het nieuwe pensioenstelsel?

Een tweede belangrijke wijziging gaat over de dekking van het risico op overlijden van de werknemer. Het partnerpensioen vóór de pensioendatum, is straks wettelijk verplicht op risicobasis verzekerd. Typisch voor een risicoverzekering is dat de dekking vervalt bij het einde van de deelname aan de pensioenregeling. Terwijl bij een opbouwsysteem een deelnemer het opgebouwde partnerpensioen bij het einde van de deelname wel behoudt.

Lopen de nabestaanden dan geen financieel risico?

Extra voorzieningen beperken de financiële risico’s voor de nabestaanden. Zo loopt de dekking tegen het risico van overlijden door tot 3 maanden na de beëindiging van de deelname in het pensioenfonds. Dat is wettelijk verplicht. Sociale partners kunnen die periode nog eens met 3 maanden verlengen. Ook tijdens een periode van werkloosheid na afloop van het einde van de deelname is er nog een dekking tegen het risico van overlijden. Daarnaast kan een gewezen deelnemer zelf ook maatregelen treffen, door de dekking van het nabestaandenpensioen vrijwillig voort te zetten.

Wie komt er eigenlijk in aanmerking voor partnerpensioen?

De zogenoemde uniformering van het partnerbegrip mag zeker niet onbenoemd blijven. Gehuwde en geregistreerde partners komen altijd wel in aanmerking voor partnerpensioen. Een knelpunt is vaak de ongehuwd samenwonende partner. Wie als samenwonende partner in aanmerking komt voor partnerpensioen verschilt per pensioenregeling. Door de verschillende definities van het begrip partner kan voor samenwoners in de pensioenregeling van de één wel een recht op partnerpensioen bestaan en in de regeling van de ander niet. Dat zorgt met regelmaat voor onduidelijkheid. Met het nieuwe pensioenstelsel komt hierin uniformiteit.

Een partner is straks iemand die meerderjarig is en met de werknemer een gezamenlijke huishouding voert. De wet beschrijft wat onder een ‘gezamenlijke huishouding’ wordt verstaan. Uitgezonderd zijn samenwonende bloedverwanten in de eerste graad (bijvoorbeeld moeder met zoon), een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn (bijvoorbeeld oma met kleindochter), of het samenleven met een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind.

En hoe zit het met de gevolgen voor de kinderen als een ouder overlijdt?

Ook bij het wezenpensioen verandert er het een en ander. Veel pensioenregelingen bepalen dat een wezenpensioen uitkeert tot de 18-jarige leeftijd van het kind. Als een kind studeert of arbeidsongeschikt is, keert het wezenpensioen uit tot de 27-jarige leeftijd. Bij PFZW is dat anders, de uitkering loopt altijd door tot 21-jarige leeftijd, zonder aanvullende voorwaarden.

Ook aan deze diversiteit in regelingen komt een einde: het wezenpensioen keert straks uit tot een wees 25 jaar is.

Eerder kwam al ter sprake dat het partnerpensioen bij PFZW grotendeels wordt opgebouwd. Wat gebeurt daarmee?

Opgebouwde rechten blijven behouden. Het gaat hier om het partnerpensioen dat is opgebouwd tot het moment waarop PFZW overgaat naar het nieuwe pensioenstelsel. Een partner, die nu aanspraak kan maken op het opgebouwde partnerpensioen, behoudt dat recht. Dat is op zich een eenvoudige, wettelijke regel. Maar daaraan kleven nog wel de nodige uitvoeringstechnische uitdagingen. Daar denken we nog over na.

Artikel delen of printen

klik op het icoon