Over duurzame beleggingsdilemma’s
Stilstaan bij het vertrek van Else Bos bij PGGM is een goed moment om te reflecteren op duurzaam beleggen en daarbij de lange lijnen te hanteren. Wat daarbij onmiddellijk opvalt is de enorme opmars van duurzaam beleggen. Maar tegelijkertijd komt een onbehaaglijk gevoel op dat het heel moeilijk is om te zien waar die duurzaamheid nu werkelijk het verschil maakt. Slaat al die aandacht voor duurzaam beleggen nu echt een deuk in een pakje boter?
Met Else hebben we ons bij PGGM in het afgelopen anderhalf decennium op allerlei manieren de vraag gesteld: hoe kunnen we nog beter beleggen dan we al doen – voor de deelnemers van de pensioenfondsen en voor de samenleving. Duurzaamheid was daarbij een altijd terugkerend begrip.
We zagen daarbij dat duurzaam of verantwoord beleggen voor veel asset owners en beleggers steeds minder een besmette term was. Nog steeds lopen we er in Nederland mee voorop, maar de aandacht ervoor is inmiddels wereldwijd geaccepteerd, en meer en meer ook als onderdeel van de fiduciaire taak.
Die ontwikkeling weerspiegelt zich bijvoorbeeld in het grote aantal institutionele partijen die zich hebben aangesloten bij de Principles for Responsible Investing, die in 2006 – mede door de inspanningen van Else Bos – werden gelanceerd, destijds onder de hoede van VN-secretaris-generaal Kofi Anan.
Waar we toen meer intuïtief aanvoelden dat duurzaam beleggen een positieve weerslag zou moeten hebben op de belegde ondernemingen, hun resultaten en de samenleving waarin ze opereren, worden we nu gesteund door serieus en wetenschappelijk bewijs dat –voorzichtig geformuleerd – stelt: ‘baat het niet dan schaadt het niet.’ En dat geeft ruimte!
Maar toch blijft ook dat knagende gevoel: waarom gaat de opmars van duurzaam beleggen niet sneller? Kan die deuk in dat pakje boter niet groter? Waarom zien we duurzaamheid niet als een grote disruptie zoals technologie? Er zijn drie dilemma’s die het marstempo beperken:
In de eerste plaats, duurzaamheid is in veel gevallen een collectief goed. Het is voor een individuele partij vaak niet rationeel om eraan bij te dragen: jij draagt de kosten, maar de baten zijn collectief. Denk aan klimaatverandering.
Ten tweede, duurzaamheid en verduurzaming spelen op een lange horizon en in de echte wereld, waar echte spullen worden geproduceerd en geconsumeerd. Beleggers, zeker op publieke markten, hebben vaak een te korte horizon om dit – voor hun referentiekader - trage proces in hun denken en handelen te betrekken. Ze zien bovendien te weinig van de achterliggende economische realiteit, waar die spullen gemaakt worden door de ondernemingen waarin ze zijn belegd.
Een derde dilemma doet zich voor tussen individuen en instituties. Individuen dragen over het algemeen graag iets bij aan het collectief, bijvoorbeeld aan een betere wereld. Maar voor instituties zoals pensioenfondsen is dit vaak moeilijk en levert het kramp op.
Ze verwijzen naar hun fiduciaire taak, en duurzaamheid voelt dan als een afleiding van het hoofddoel. Hardop zeggen dat je wilt bijdragen aan een betere wereld lijkt bijna een beetje verdacht. Aannemelijk maken dat dit echt kan zonder het hoofddoel tekort te doen blijft heel hard werken.
Deze drie dilemma’s vergen balanceerkunst: tussen het belang van de deelnemer en het belang van het collectief. Tussen de korte en de lange horizon. Tussen overtuiging en bewijs. De dilemma’s maken dat je zelfs als overtuigde voorloper niet te ver uit de pas kunt lopen.
De asset owners die de terughoudendheid hebben overwonnen om een breder rendementsbegrip te hanteren waarin naast het klassieke financiële rendementsdenken ook ruimte is voor het genereren van een positieve voetafdruk op de wereld, verwerven zich een positie om die dilemma’s te kunnen bespreken met hun deelnemers en andere stakeholders. Ze worden daarbij geholpen door de nieuwe wetenschappelijke bewijsvoering. Aan ons de opdracht om hen daar volop bij te ondersteunen.
Artikel delen of printen
klik op het icoon