• 05 dec 2019
  • Blog
  • Pensioen
geld_pggm

Wat doet u met mijn geld?

​Een nieuw pensioencontract maakt het gemakkelijker beleggingen in dienst te stellen van de samenleving, verwacht Jan Tamerus.

Wat doet u met mijn geld?

Het net voor de zomer gesloten pensioenakkoord maakt een einde aan pensioentoezeggingen met nominale zekerheid. De matching portefeuille dient niet langer ter bescherming van de nominale onvoorwaardelijke vaste kasstromen. Gelukkig maar. Nu kopen pensioenfondsen, daartoe gedwongen door de regelgeving, obligaties met een negatief rendement. Daar moeten we heel snel mee stoppen.

Het loslaten van de zekerheid betekent ook dat de werkgever niet langer optreedt als drager van het risico op tekorten. Dat risico moeten deelnemers, actieven en gepensioneerden nu met elkaar dragen. Maar welk risico is dat precies?

Het pensioenakkoord vraagt om een ander risicodenken en biedt pensioenfondsen de ruimte voor een expliciete maatschappelijke rol. In de nieuwe contracten is het beter de matching te richten op de bescherming van reële variabele, en dus onzekere, kasstromen. Die bescherming komt dan eerder uit zakelijke waarden en krediet. De benchmark is niet langer de volatiele rente onder de verplichtingen, maar een stabiele langjarige reële rendementsmaatstaf.

Transitie

Dat betekent dat de portefeuille sterk gediversifieerd moet zijn en dat het pensioenfondsbestuur de stabiliteit van de beleggingsopbrengsten moet stellen boven de hoogte ervan. Zo komen we niet alleen terug van het matchen van het renterisico, maar ook van ‘een zo hoog mogelijk rendement’. En het maakt voor pensioenfondsen de weg vrij voor een transitie van beleggen omwille van rendement naar kredietverschaffing omwille van de transitie naar een duurzaam leefbare wereld.

Wil de deelnemer dit wel? Hoe percipieert die ‘het nieuwe pensioenrisico’? De klassieke vraag van rendement versus risico is aan de bestuurstafels al een bijna onmogelijke puzzel. Deelnemers zullen op die vraag wellicht snel antwoorden ‘Ik wil zekerheid’. Dat schiet niet op.

Misschien is het daarom verstandiger om de vraag ‘Wat doet u met mijn geld?’ zelf maar op tafel te leggen. Dat kan leiden tot een zinvolle dialoog en haalt het beleggingsbeleid uit de anonimiteit. Pensioengeld krijgt een gezicht als het wordt belegd in zaken die dicht bij de deelnemer staan en die de deelnemer van belang vindt. Dat zijn dan als vanzelf steeds meer beleggingen die vallen onder de noemer ‘transitie naar een duurzaam leefbare wereld’. Dan gaat het om een leefbare woonomgeving, duurzaam houdbare zorg met een menselijke maat, houdbare infrastructuur, verduurzaming van de agrarische sector, schone energie, enzovoorts.

Waar in beleggen?

Stoppen we met beleggen in fossiele brandstoffen? Stoppen we met beleggen in bijvoorbeeld Shell? Of beleggen we juist in Shell om zo de overgang naar schone energie te bevorderen door engagement?

Maar hoeveel rendement geeft dat dan en hoeveel pensioenzekerheid? Pensioenfondsen dienen die vraag zelf te beantwoorden. Immers, hun verantwoordelijkheid blijft in de eerste plaats een goed stabiel en koopkrachtig pensioen. Dat betekent dat de kredietverschaffing voor de duurzaamheidstransitie wel een goed en stabiel rendement moet opleveren. Index-linked duurzaamheidsobligaties zouden pensioenfondsen daarbij kunnen helpen.

Door de beleggingen meer in dienst te stellen van de maatschappij zonder daarbij de zorg voor een goed en stabiel rendement uit het oog te verliezen, helpen pensioenfondsen hun deelnemers om niet alleen een goed pensioen te genieten maar ook om een leefbare wereld na te laten aan hun kinderen en kleinkinderen. De overgang naar de nieuwe contracten zonder nominale zekerheidsgarantie maakt voor pensioenfondsen de weg vrij voor deze evolutie.

Deze column verscheen eerder in Pensioen Pro.

Artikel delen of printen

klik op het icoon